De editie beslaat een gedeelte van de stadskroniek De Annalibus quaedam.[1] Zij bestrijkt de periode van Adam tot aan het jaar 1481. In deze uitgave zijn alleen de folia opgenomen die zijn opgetekend tijdens de ambtstermijn van de Kamper stadssecretaris Jacob Bijndop.[2] De Annalibus quaedam is geschreven door meerdere stadssecretarissen tussen circa 1470-1545. Naast De Annalibus quaedam bevindt zich een tweede stadskroniek in het stadsarchief van Kampen. Deze is eveneens geschreven door verschillende stadssecretarissen tussen 1517-1560. De twee stadskronieken bevatten gezamenlijk circa tweehonderd folia. Er is voor gekozen om de stadskronieken gefaseerd uit te geven.
De stadskroniek De Annalibus quaedam bevindt zich tegenwoordig in een verzamelhandschrift genaamd Liber Diversorum C. Dit register bevat onder andere schattingslijsten, benoemingsvoorwaarden van ambtenaren, inventarislijsten, inhoudsopgaven van middeleeuwse stadsregisters en voorbeeldlijsten en -brieven. De stadskroniek is een van de laatste toevoegingen aan dit middeleeuws register, hetgeen na de dood van de eerste auteur, Jacob Bijndop, is geschied.
De Annalibus quaedam bestond tijdens de ambtstermijn van Bijndop uit twee katernen. De overgang van het eerste naar het tweede katern heeft de auteur aangegeven door custoden. Op het oorspronkelijke eerste folium van het eerste katern van de stadskroniek staat geschreven De Annalibus in de hand van de latere stadssecretaris Anthonius Vrije. Boven de tekst van het tweede folium in hetzelfde katern luidt de titel in de hand van Henric Claessen De Annalibus quaedam, nota. Nota is een latere toevoeging en het is daarom gerechtvaardigd om aan de stadskroniek de titel De Annalibus quaedam toe te kennen. Bijndop heeft de stadskroniek geen titel gegeven. Kamper stadssecretarissen na Bijndop hebben de stadskroniek aangevuld en gecontinueerd tot in de zestiende eeuw.
Over Bijndops afkomst en geboorteplaats is weinig bekend. De familienaam Bijndop komt veelal voor in en rond de stad Utrecht. Het vermoeden bestaat dat hij van origine uit Utrecht komt. Vóór zijn aanstelling in Kampen heeft hij gestudeerd in Parijs. Zijn studie heeft hij met succes afgerond en hij heeft de titel Magister Artium verworven. Jacob Bijndop is voor het laatst in de Matrikels van de Parijse universiteit te vinden in het jaar 1466. Tijdens zijn studie weet hij de positie van procurator van de Natio Anglicana te bemachtigen. Tijdens zijn periode in Parijs zijn drie personen in dezelfde Matrikels terug te vinden die een relatie met de stad Kampen hebben. Het gaat om de gebroeders Ludolf en Tideman vander Vene en Gerardus Scivelkamp. De familie Vander Vene is een Kamper geslacht dat tot de elite van de stad heeft behoord. Ludolf zou uiteindelijk domdeken van het bisdom Utrecht worden en zijn broer raadslid in Kampen. Gerardus wordt een collega-secretaris van Bijndop. Hoewel niet aangetoond kan worden dat de heren een netwerk vormden waar Bijndop wellicht zijn positie aan te danken had, ligt dit wel voor de hand. In 1466 wordt Bijndop in Kampen aangesteld als stadssecretaris, naast de al in dienst zijnde stadssecretaris Peter Hendriks. Doorgaans waren er twee of drie stadssecretarissen gelijktijdig in dienst van de stad. Naast de ambtelijke verslaglegging van Bijndop is in het Stadsarchief van Kampen weinig terug te vinden over zijn leven. Volgens zijn aanstellingsvoorwaarden mocht hij op kosten van de stad een woning betrekken. Wellicht heeft hij daar gebruik van gemaakt en vinden we daarom in de transportakten te Kampen geen overdracht van onroerend goed terug waarin hij vermeld wordt. Uit een aan de stad Kampen geschonken codex blijkt dat hij een dochter heeft gehad. Dit maakt het waarschijnlijk dat hij getrouwd is geweest. Het ontbreekt hier eveneens aan concreet bewijs. Jacob Bijndop is overleden op 1 februari 1482.
Bijndop is tussen 1470 en 1478 begonnen met het aanleggen en schrijven van de stadskroniek. De eerste folia zijn grotendeels tot stand gekomen door gebruik te maken van een andere kroniek. Het eerste gedeelte vertoont overeenkomsten met de Cronijck van Gelre.[3] Het is goed mogelijk dat beide kroniekschrijvers teruggrijpen naar eenzelfde, niet overgeleverde, bron. Behalve van een kroniek heeft Bijndop gebruik gemaakt van ooggetuigenissen, eigen ervaringen en archivalia. Naar deze archiefbescheiden verwijst hij eveneens. Soms heeft hij marginale aantekeningen gemaakt. Een latere stadssecretaris, Hendrik Claessen, heeft deze uitgebreid aangevuld. Claessens aantekeningen hebben het karakter van steekwoorden. Op deze manier kan een passage snel teruggevonden worden. Bijndop en ook latere auteurs hebben eveneens chronogrammen opgenomen.
Zoals vermeld betreft deze editie enkel het gedeelte dat tijdens de ambtstermijn van Bijndop is ontstaan. Het vervolg van de editie zal bestaan uit het resterende deel van De Annalibus quaedam dat door de opvolgers van Bijndop is opgetekend. Dit gedeelte is nog onder bewerking. Daarnaast is er nog de stadskroniek in Liber Diversorum D. In de planning van dit project is het eveneens de wens om van de stadskroniek in Liber Diversorum D een uitgave te maken.
Een woord van grote dank moet uitgaan naar allen die mij bij het vervaardigen van deze editie hebben bijgestaan. Om een ieder hier te noemen zou een te omvangrijke lijst worden. Toch wil ik enkelen bedanken: Marjolijn Palma, MA, prof. dr. Koen Goudriaan, dr. Nico Lettinck, en het Huygens ING. Zonder hen was deze publicatie onmogelijk geweest. Het Huygens ING wil ik in het bijzonder bedanken voor het beschikbaarstellen van de e-laborate omgeving waarin deze editie verschijnt. Ik wil Kees Schilder bedanken voor zijn hulp bij het ophelderen van de Kamper geografische betekenis bij een aantal hertalingen.
[1] Vergelijk: J. Romein, Geschiedenis van de Noord-Nederlandsche geschiedschrijving in de Middeleeuwen (Haarlem 1932) 232. S. Muller, ‘Lijst van Noord-Nederlandse kronijken met opgave van bestaande handschriften en literatuur’ in: Werken van het historisch genootschap te Utrecht 31 ( 1880) 74-75; Marijke Carasso-Kok, Repertorium van verhalende bronnen uit de Middeleeuwen. Heiligenlevens, annalen, kronieken en andere in Nederland geschreven verhalende bronnen (Den Haag 1981), 306-307 en NaSo ID NL0457.
[2] Onderstaande tekst is gebaseerd op de nog niet gepubliceerde dissertatie van de editeur.
[3] NaSo ID NL0516